\ Liberia en de Koude Oorlog Over het redactionele commentaar op het Liberiaanse drama (in NRC Handelsblad van 14 mei 1996) en met name de opmerking 'Anders dan de hongersnood van enkele jaren geleden in Somalië heeft het noodlot dat Liberia treft geen wortels in de Koude Oorlog', het volgende. (In: NRC Handelsblad 6 juni 1996) |
||
Berustte
vóór 1980 de macht bij de 50.000 Americo-Liberianen (3% van de
bevolking!), na de machtsovername omringde president Doe zich in
toenemende mate met stamgenoten, van de middelgrote Krahn-stam (ong.
100.000 mensen), een van de 16 officieel erkende stammen. De Verenigde
Staten hadden de machtswisseling met bezorgdheid gevolgd. Toen bleek
dat Doe het land in het pro-Westerse kamp hield resulteerde dit in
ongekende politieke en militaire steun van de V.S., talloze malen meer
dan Liberia in de decennia ervoor had gekregen. De
belangen van de V.S. in dit Westafrikaanse land waren aanzienlijk.
Nabij Monrovia bevond zich een belangrijke zender van de Voice of
America (VOA). Deze speelde in de Koude Oorlog een belangrijke rol.
Ook bevond zich in Liberia het Omega Navigatie Steunpunt, een voor zowel
het civiele als het militaire zee-verkeer belangrijke communicatie-toren.
Bovendien bood de Amerikaanse ambassade in Monrovia aan het einde van de
jaren '70, toen ik in dat land werkte, aan ruim 500 Amerikanen een
basis, welke volop gebruikt werd als springplank voor 'excursies' in
de rest van Afrika. Deze politieke belangen van de VS gingen
gecombineerd met economische belangen, onder andere middels
belangrijke investeringen in rubberplantages, waarvan de bekendste die
van Firestone en Goodrich, en in ijzermijnen. In
oktober 1985 werden in Liberia presidentsverkiezingen gehouden die
door Doe op het nippertje 'gewonnen' werd - nadat hij de uitslag
vervalst had. De VS reageerden niet, althans niet openlijk, en
continueerden zelfs de massale militaire steun om Doe in het zadel te
houden. In november 1985 vond een gewapende invasie plaats onder leiding
van de in de V.S. in ballingschap levende voormalige rechterhand van
Doe, generaal Quiwonkpa. Deze greep naar de macht kon door Doe met
behulp van externe steun worden afgeslagen. Het door de Krahn gedomineerde
regeringsleger beging tal van excessen tegen leden van de Mano- en de
Gio-stam hetgeen de verdere basis voor de burgeroorlog legde.
Quiwonkpa werd uiteindelijk gevangen genomen, gemarteld en gedood -
een lot dat Samuel Doe enkele jaren later ook zou overkomen. Maar intussen
had, eind jaren '80, Charles Taylor (van Americo-Liberiaanse oorsprong)
op succesvolle wijze de ontevreden Mano en Gio gerecruteerd voor zijn
rebellenleger, het National Patriotic Front of Liberia. Eind december
1989 lanceerde hij zijn aanval. Toen in de zomer van 1990 de burgeroorlog
in Liberia in alle hevigheid woedde evacueerden Amerikaanse
mariniers hun landgenoten zonder een poging te doen de strijdende
partijen tot bedaren te brengen. De Berlijnse Muur was al gevallen. De
Koude Oorlog was voorbij. Alsof dit alles nog niet genoeg was, viel
Irak in augustus 1990 Koeweit binnen. De verdediging van de 'American
way of life' werd een van de belangrijkste doelstellingen van het
buitenlandse beleid van de Verenigde Staten.
Sindsdien is Liberia overgelaten aan op macht beluste politici die voor de realisatie van hun persoonlijke ambities niet aarzelen de tribale kaart te spelen. Opmerkelijk, tenslotte is dat niet één van de 'war lords' in Liberia een deel van het land claimt. Elk van hen heeft als doel de Executive Mansion, de officiële zetel van het Liberiaanse staatshoofd. De Liberiaanse Staat als zodanig heeft nooit ter discussie gestaan. |
||
Dr F. P. M. van der Kraaij is econoom en Afrikanist. Sinds 1971 werkt hij voor en in Afrika. Hij is thans werkzaam bij de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlands Zaken. Hij heeft deze bijdrage op persoonlijke titel geschreven.
|