De Moor – die getrouwd was met de in 1992 overleden schilder en beeldhouwer Heppe de Moor – geeft in de roman de door Van Eeghen gereconstrueerde misdaad en straf weer. De Deense Elsje kwam in april aan per boot, kon na twee weken de huur van haar kamer niet meer betalen, werd door haar ‘slaapvrouw’ met een bezem geslagen, greep een toevallig aanwezige bijl, sloeg toe en zag haar vlucht eindigen in het Damrak. (...)
(...) Dat tragische meisjesverhaal wisselt De Moor af met een portret van de naamloze schilder, die een hele reeks kenmerken met Rembrandt deelt: zijn faam, zijn faillissement, zijn moeilijke karakter, de dood van twee echtgenotes. Ook worden verschillende werken van Rembrandt beschreven, zoals Het joodse bruidje, De anatomische les, De Nachtwacht en een portret van een vrouw in bed. Die gegevens gaan samen met de wederwaardigheden en gedachten van de schilder op de dag van de executie. (...)