|
Bathseba bij het toilet
Naar David moeten haar die voeten dragen.
Verzorg ze, o geknielde aan haar voeten.
Maar naast de vorst zal zij zichzelf ontmoeten
En met haar ogen vorst'lijk ondervragen:
Zichzelf, de overspelige, de zoete
Bijzit bij voorbaat, de wel al te trage
In 't afweren van op een dak belagen.
Gij zijt het zelf. De koning laat u groeten.
Het edelst aanschijn nimmer is bij machte
Te stellen paal en perk aan 't ruwst verkrachten.
Het is als bloem geplant in 't onderlijf,
Dat rond gewelf, die warme medeplicht'ge,
Die weldra gichelend is te bezicht'gen
Bij olielampen door wijf en bijwijf.
- Simon Vestdijk, 1956 -
|