De aarde gist, ik gis naar vuur.
Nieuw nog dood. Daar is het al.
Ik ben een vlek, een vlak, een gat.
Een bres in iedere muur.
Wie vuur verwerkt, doopt het
in bloed.
Nieuw nog dood. Daar is het al.
Een kleur ben ik, een veeg, geraas.
Ik adem rood en roet.
De hemel bloedt, de aarde
brandt.
Dood maar nieuw: daar ben ik weer.
Ik ben een storm, een vorm van pest.
Ik waai over de rand.
Uit:
Zegelboom Gedichten en notities 1975- 1989
Uitgeverij Querido
1998 |